Elke inrichter van een opvangvoorziening moet vóór de werking ervan en zolang de kinderopvang duurt, over een vergunning van het Verenigd College beschikken. Tijdens de geldigheidsduur van de voorlopige werkingsvergunning voeren de inspecteurs een nieuwe inspectie van de opvangvoorziening uit. Vóór het einde van de geldigheidsduur van de voorlopige werkingsvergunning nemen de ministers een beslissing over de toekenning van een definitieve vergunning en delen zij hun beslissing aan de aanvrager mee. Als uit de inspectie blijkt dat de opvangvoorziening aan alle normen voldoet, kennen de ministers een vergunning voor onbepaalde duur toe.