Om bij een rijschool autorijlessen te mogen geven moet de instructeur in het bezit zijn van een brevet van beroepsbekwaamheid. Er bestaan vijf brevetten van beroepsbekwaamheid van het leidende en onderwijzende personeel van de rijscholen.
- Het brevet I verleent toegang tot de functies van rijschooldirecteur en adjunct-rijschooldirecteur.
- Het brevet II verleent toegang tot de functie van instructeur, die met het praktische onderricht voor het besturen van voertuigen van de categorie B en G belast wordt.
- Het brevet III verleent toegang tot de functie van instructeur, die met het theoretische onderricht belast wordt.
- Het brevet IV verleent toegang tot de functie van instructeur, die met het praktische onderricht voor het besturen van voertuigen van de categorie AM, A1, A2 en A belast wordt.
- Het brevet V verleent toegang tot de functie van instructeur, die met het praktische onderricht voor het besturen van voertuigen van de categorie B+E, C1, C1+E, C, C+E, D1, D1+E, D en D+E belast wordt.
De brevetten worden uitgereikt:
- hetzij na het slagen voor de in hoofdstuk II bepaalde examens en na het vervullen van de in hoofdstuk III bepaalde stage;
- hetzij conform de wet van 12 februari 2008 tot instelling van een nieuw algemeen kader voor de erkenning van EG-beroepskwalificaties.
Voorwaarden
Indien de begunstigde van de erkenning van beroepskwalificaties niet kan bewijzen dat hij beschikt over de talenkennis zoals vereist op grond van artikel 25 van de wet van 12 februari 2008 tot instelling van een nieuw algemeen kader voor de erkenning van de EG-beroepskwalificaties, dan legt hij een talentest af waaruit moet blijken dat hij beschikt over voldoende kennis van één van de drie landstalen om rijopleidingen te mogen geven.
Deze test bestaat uit een gesprek met de voorzitter of met één van de drie kamervoorzitters van de examencommissie bedoeld in artikel 34.
De voorzitter van de Franstalige kamer beoordeelt de kennis van het Frans.
De voorzitter van de Nederlandstalige kamer beoordeelt de kennis van het Nederlands.
De voorzitter van de Duitstalige kamer beoordeelt de kennis van het Duits.
De voorzitter van de examencommissie beoordeelt de kennis van zijn moedertaal.
Het brevet blijft geldig zolang aan de voorwaarden is voldaan.